3.2
Algemene termen en definities
BenamingDefinitie
- AanslagContactoppervlak van het beweegbare deel met het omringend kader
- AfdekkingMechanisch bevestigd halfproduct waardoor ondergrond blijvend wordt beschermd
- Afronding/afschuining van hoekenZie tekening 03.01
- AfwateringVoorziening in een constructie waardoor ingedrongen water wordt afgevoerd
- BeglazenHet aanbrengen van ruiten van glas, inclusief de bevestigings- en afdichtingsmiddelen
- BeluchtingVoorziening waardoor lucht in een deel van de constructie (bijvoorbeeld de sponning bij toepassing van glas) in verbinding staat met de buitenlucht
- BergingsdeurkozijnDeurkozijn dat uitsluitend geschikt is voor de toepassing in een berging overeenkomstig de BRL 9021 “Houten buitenbergingen”. Voor overige bergingen zijn alle eisen in de BRL van toepassing.
- Beweegbaar deelBouwkundig deel met het doel licht, lucht en/of personen door te laten
- Bereikbaar elementGevelelement geheel of gedeeltelijk gelegen vanaf het werkvlak wat bereikbaar is volgens NEN 5087 (Inbraakveiligheid van woningen)
- Bouwkundig kaderDat deel van het gebouw waarin of waartegen het kozijn aansluit
- ConceptenDe Concepten I t/m IV geven inzicht in de vijf opties voor het bestellen/leveren van houten gevelelementen voor uitwendige constructies van gebouwen: per optie zijn de inhoud van de concepten, de taken en verantwoordelijkheden tussen timmerfabriek en opdrachtgever duidelijk beschreven.
- DilatatievoegUitzetvoeg: speling om krimp en uitzetting op te vangen (b.v. bij koppeling van kozijnen)
- ExpansieruimteRuimte welke noodzakelijk aanwezig is om krimp- en zwelgedrag van onderdelen mogelijk te maken
- Gat (bij pen-en-gatverbinding)
- gatbreedte: kleinste afmeting in aanzicht (strookt met pendikte);
- gatlengte: grootste afmeting in aanzicht (strookt met penbreedte);
- gatdiepte: afmeting vanaf het oppervlak (strookt met penlengte).
- Gesloten buitenbekledingBuitenbekleding waardoor geen waterpenetratie door de bekleding zelf of door de aansluitingen kan plaatsvinden
- GevelelementHet geheel van respectievelijk kozijn, raam, deur, paneel, borstwering, vakvulling etc.
- GlaslijnDenkbeeldige lijn deel uitmakend van een vlak in het gevelelement bepaald door:
- de buitenzijde van het glasvlak;
- verbindingslijnen tussen:
- de glasranden van twee naast elkaar gelegen glasvlakken (vast glas in raam of deur);
- een glasrand en de rand van het isolatiemateriaal in het gevelelement of naast/boven/onder het gevelelement;
- rand van het isolatiemateriaal in het gevelelement en isolatiemateriaal naast/boven/onder het gevelelement
- HalfproductToegeleverde producten ten behoeve van de opname in kozijnen of ramen, zoals bijvoorbeeld glas, aluminium profielen, houten glaslatten e.d.
- HefschuifdeurDeur die eerst verticaal uit de dichting wordt getild, waarna de deur vervolgens schuivend geopend kan worden
- HefschuifvaldeurDeur die eerst horizontaal uit de bovenzijde uit de sponning wordt getrokken, waarna de deur vervolgens schuivend geopend kan worden
- ParallelschuifvaldeurDeur die eerst in zijn geheel uit de sponning wordt getrokken, waarna de deur vervolgens schuivend geopend kan worden
- Horizontale koppelingVerbinding tussen twee naast elkaar geplaatste kozijnen
- InmetselkozijnKozijn dat vroeg in het bouwproces wordt geplaatst en dat eventueel de functie vervult als stelmaat voor het later aan te brengen metselwerk van het binnen- en/of van het buitenspouwblad
- Inpandige woningtoegangsdeurkozijnDeurkozijn dat een onderdeel is van de thermische schil van een woning waarbij het kozijn niet belast wordt door het buitenklimaat. Voor inpandige woningtoegangsdeuren mag de laagreliëfdorpel en/of laag gelegen houten onderdorpel worden vervangen voor een tijdelijke voorziening die zorgt voor een vormvast kader mits de prestaties aantoonbaar geborgd zijn.
- Kalibreren (meetapparatuur)Het bepalen van de waarde van de afwijking van een meetmiddel of referentiemateriaal ten opzichte van een van toepassing zijnde standaard en (indien noodzakelijk) het bepalen van andere metrologische eigenschappen
- KozijnVormvast kader samengesteld uit rand- en/of tussenstijlen, onder-, tussen- of bovendorpels van geprofileerd hout, met een onderverdeling die afhankelijk is van de gewenste toepassing. Een kozijn is de drager voor de in het kozijn aan te brengen vakvullingen en voorzieningen als: deuren, ramen, borstweringen, glas, panelen, ventilatievoorzieningen, bevestigingsmiddelen enz. Het kozijn is niet bedoeld om aan de stabiliteit van het bouwwerk bij te dragen en staat verticaal in de (hellende) gevel. Een kozijn heeft geen dragende functie
- Mechanische eigenschappenDe eigenschappen die betrekking hebben op de sterkte en stijfheid van een materiaal, alsmede de weerstand tegen krassen, stoten, slijten en indrukken
- MontagekozijnKozijn dat later in een prefab bouwelement of in de bouw tegen de daarvoor opgenomen producten wordt geplaatst. Voorbeelden van opgenomen producten zijn een stelkozijn of een aanslag met een vooraf vastgestelde maat- en vormvastheid
- Neuthoogte (bij laagreliëfdorpels)De maat die de neut boven het watergedragen vlak van de dorpel uitsteekt
- Omringend kaderDeel van het kozijn met aanslag voor het beweegbaar deel
- Open buitenbekledingBuitenbekleding waarvan niet mag worden uitgegaan dat geen waterpenetratie door de bekleding zelf of door de aansluitingen kan plaatsvinden
- Pen (bij pen-en-gatverbinding)
- penbreedte: grootste afmeting loodrecht op de vezelrichting (strookt met gatlengte);
- pendikte: kleinste afmeting loodrecht op de vezelrichting (strookt met gatbreedte);
- penlengte: afmeting van de pen in de vezelrichting (strookt met gatdiepte)
- Politiekeurmerk Veilig Wonen NieuwbouwHet Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW) nieuwbouw is een keurmerk voor nieuwe woningen die voldoen aan een aantal eisen op het gebied van inbraakpreventie (woningniveau) en sociale veiligheid (omgevingsniveau)
- Politiekeurmerk Veilig Wonen Bestaande bouwHet Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW) bestaande bouw is een keurmerk voor bestaande woningen op woningniveau. De inrichting van wijken al langer geleden bepaald: de wijk bestaat al jaren, zodat ingrijpen kostbaarder wordt
- PorringGrootste afwijking van de denkbeeldige lijn tussen de einden van het segment of de einden van een boogvormige constructie. Zie tekening 03.02
- RaakhoekHoek van de raaklijn aan de kromme van een segment met de vezelrichting van het hout aan het einde van een segment. De raaklijn aan de kromme komt overeen met de loodlijn op het raakvlak. Zie tekening 03.02
- RaakvlakAansluitvlak tussen twee segmenten binnen een boogvormige constructie. Zie tekening 03.02
- RaamEen raam is een vormvast kader samengesteld uit minimaal 2 stijlen, één onder- en één bovendorpel van geprofileerd hout. Dit raam is doorgaans de beweegbare omranding van een ruit
- RaamdorpelsponningZie tekening 03.01
- Relatieve lucht vochtigheidDe verhouding tussen de hoeveelheid waterdamp die in de lucht aanwezig is en de hoeveelheid waterdamp die de lucht onder gelijke omstandigheden voor temperatuur en druk kan bevatten
- RoedeTussenregel welke een onderverdeling vormt van het aanzicht van het glasvak (bij binnensponningen)
- Roestvast staalCorrosiebestendige staallegering
- Ronde kantZie tekening 03.01
- RuitGlazen plaat, oorspronkelijk ruitvormig, thans gewoonlijk rechthoekig of vierkant, die in een kozijn, raam of (hef)schuifdeur wordt bevestigd.
- ScharniersponningZie tekening 03.01
- Schuin kantjeZie tekening 03.01
- Segment van een boogvormige constructieZie tekening 03.02
- SpelingNoodzakelijke ruimte tussen twee delen om de beweging van een of van beide delen mogelijk te maken
- Sponning voor raamdorpelsteen of loodlattenZie tekening 03.01
- SponningaanslagDat deel van de sponning dat evenwijdig is aan het vlak van het element waartegen producten (bijvoorbeeld glas) worden bevestigd of waartegen draaiende delen een aanslag vinden
- Sponningbreedte, sponningdiepte, sponninghoogte, sponningaanslagZie tekening 03.01
- StelkozijnKozijn dat vroeg in het bouwproces wordt geplaatst (en waartegen het metselwerk van het binnen- en van het buitenspouwblad wordt aangebracht) met het doel als aanslag en bevestigings- en stelmogelijkheid te dienen voor het later te plaatsen montagekozijn
- StellatLijnvormig element dat tijdens het bouwproces wordt geplaatst met het doel als aanslag en bevestigings- en stelmogelijkheid te dienen voor het later te plaatsen montagekozijn
- StelruimteRuimte welke noodzakelijk is om maattoleranties op te vangen tussen de verschillende onderdelen
- Sterk geventileerde verticale luchtlaagLuchtlaag in verbinding met de buitenlucht door middel van beluchtingsopeningen, aan de bovenzijde en aan de onderzijde (van een vakvulling), die tezamen een grotere doorsnede hebben dan 1000 mm² per m¹ gevellengte.
- StolpconstructieEen constructie die toegepast wordt bij de aansluiting van twee openslaande ramen waarbij beide ramen gelijktijdig worden geopend.
- Zwak geventileerde verticale luchtlaagLuchtlaag in verbinding met de buitenlucht door middel van beluchtingsopeningen, aan de onderzijde (van een vakvulling), die tezamen geen grotere doorsnede hebben dan 1000 mm² per m¹ gevellengte
- Thermisch verzinkenHet aanbrengen van een gesmolten metaal op metalen voorwerpen door onderdompeling of trommelen, gangbare laagdikte 50-60 μm. (Onjuiste benamingen zijn galvaniseren, vuurverzinken, volbadverzinken.)
- TongnaaldEen constructieonderdeel dat toegepast wordt bij de aansluiting (aanslag) van twee draaiende ramen. De ramen behoeven niet gelijktijdig geopend te worden
- VakvullingInvulling van kozijnvak met glas, raam, (hef) schuifdeur, paneel e.d. ook wel vakvulling of dagkantvulling genoemd
- VellingkantSchuin kantje aan een uitwendige hoek van een kozijnelement
- VensterbanksponningZie tekening 03.01
- Verticale koppelingVerbinding tussen twee boven elkaar geplaatste kozijnen
- Vouw-schuifdeur, Vouw-schuifraamCombinatie van ramen of deuren waarbij de delen geheel of gedeeltelijk naar de zijkant van het kozijn geschoven kunnen worden
- Warmtedoorgangs-coëfficiënt van een scheidingsconstructie (U)De warmtestroom die in stationaire toestand door de scheidingsconstructie optreedt gedeeld door de geprojecteerde oppervlakte van de scheidingsconstructie en door het verschil in de omgevingstemperatuur aan weerszijden waarvan de genoemde warmtestroom het gevolg is
- Warmtegeleidingscoëfficiënt van een materiaal (λ=lambda)De warmtestroomdichtheid die in stationaire toestand in een materiaal optreedt gedeeld door de temperatuurgradiënt waarvan de genoemde warmtestroom het gevolg is
- Warmteweerstand van een scheidings- constructie (Rc)De reciproke waarde van de warmtedoorgangscoëfficiënt (U) van de scheidingsconstructie, verminderd met een waarde die afhankelijk is van de aard van de scheidingsconstructie en van de richting van de warmtestroom
- Waterwerend membraanMembraan dat toegepast wordt in dak- of gevelconstructies om het binnendringen van vocht in verblijfsgebieden, toilet- en badruimten te beperken. Er wordt onderscheid gemaakt in waterdichte, dampopen membranen en waterkerende, dampdoorlatende membranen (zie BRL 4708 delen 1 en 2)
- Waterdicht, dampopen membraan (WDO membraan)Waterwerend membraan dat waterdicht en dampopen is voor toepassing in hellende daken en/of in gevels (zie BRL 4708 delen 1 en 2)
- Waterkerend, damp-doorlatend membraan (WKD membraan)Waterwerend membraan dat waterkerend en dampdoorlatend is voor toepassing in hellende daken en/of gevels (zie BRL 4708 delen 1 en 2)
- WaterholZie tekening 03.01
- Weerstandsklasse inbraakwerenheidGradatie genoemd in NEN 5096. Gevelelementen en onderdelen daarvan moeten in bepaalde situaties een bepaalde weerstand tegen inbreken bezitten. De eisen komen uit het Bouwbesluit
- Zichtzijde De in de eindsituatie in het zicht blijvende delen; hieronder worden niet de vlakken begrepen, die worden voorzien van een afdekking.