Sleep om te verversen

12.1

Algemeen

Deze katern heeft betrekking op het ‘standaard’ beglazen (het aanbrengen van ruiten) in kozijnen, ramen en (hef)schuifdeuren in de fabriek of door/onder verantwoordelijkheid van de timmerfabriek op de bouwplaats.
Voor zover de NPR 3577:2011 (Beglazen van gebouwen) betrekking heeft op houten gevelelementen, is dit in deze katern verwerkt. Hiermee wordt voldaan aan de functionele eisen voor de beglazing van kozijnen, ramen en deuren in buitengevels, die zijn gesteld in de NEN 3576.

Deze katern is bedoeld voor het in de timmerfabriek of door/onder verantwoordelijkheid van de timmerfabriek op de bouwplaats beglazen van kozijnen, ramen en (hef)schuifdeuren van hout. De ruiten worden verticaal en aan vier zijden in een sponning geplaatst. Deze katern is bedoeld voor een ruit met een maximale oppervlakte van 5 m² bij een maximale windstuwdruk van 1,6 kN/m². Met tabel NB.4 van NEN-EN 1991-1-4:Eurocode 1 kan de maximale plaatsingshoogte van een ruit (isolerende dubbelglas float) worden bepaald.

Het beglazen in de timmerfabriek of door/onder verantwoordelijkheid van de timmerfabriek op de bouwplaats omvat alle materialen en handelingen noodzakelijk voor het plaatsen van ruiten. Ruiten in kozijnen kunnen van buitenaf (buitenbeglazing) of van binnenuit (binnenbeglazing) worden geplaatst. Ruiten in ramen en (hef)schuifdeuren worden als binnenbeglazing uitgevoerd.

Het meest gangbare beglazingssysteem is het beglazingssysteem K met een rugvulling en een elastische kit (natte beglazing). Beglazingssysteem K kenmerkt zich door het principe, dat na plaatsing van een ruit de omtrekspeling in open verbinding staat met de buitenlucht.

In deze katern is geen rekening gehouden met beglaasde vakvullingen in kozijnen die moeten voldoen aan weerstandsklasse 2 inbraakwerendheid volgens NEN 5096. Hiervoor wordt verwezen naar SKH-publicatie 98-08.